Het ontstaan van de familie

De oorsprong van de Sinia's ligt in Anjum, een plaatsje in het uiterste noordoosten van Friesland. Daar boerde omstreeks 1640 Gerrijt Renzes (II-a) als meijer (huurder) op Hetsma State (75 pdm), een boerderij op de Âlddyk 2, die tegen de dijk van de toenmalige Lauwerzee ligt. Gerrijt trouwde met weduwe Sju Reinders, die uit haar eerste huwelijk, dat met Tjeerd Uilkes, al (minimaal) vier kinderen had.

Zij kochten in 1662 het eerste stuk grond aan van Sinia-sathe, waarvan de naam van de familie afkomstig is. Waaronder waarschijnlijk ook de hoeve, maar het ook best mogelijk dat die toen al afgebroken was. De hoeve lag aan de Ridwei even ten noordwesten van Anjum. Samen kregen ze tenminste nog één zoon, Renze (III). 

Renze trouwde met Lijsbethe Gerrijts (Heeringa). Zij kregen 9 kinderen en gingen, na eerst even in Nes/Wierum en later in Marrum/Westernijkerk te hebben geboerd, in 1668 naar Morra. Daar boerden ze als meijer op de boerderij ' 't Clooster thoe Weert' op de Weardwei 8 te Morra. Deze ligt ten zuiden van Morra iets zuidelijker dan de boerderij 'Welgelegen' en heeft een oppervlakte van 149 pdm. Bij stukjes en beetjes kochten ze steeds meer landerijen, o.a. delen van Sinia-sathe. Renze overleed op 48 jarige leeftijd. Zijn weduwe, Lijsbethe Gerrijts, zette het bedrijf voort. In 1698 was ze meijer van ' 't Clooster thoe Weert' (Morra nr. 12, groot 149 pdm); dat ze huurde van de familie Clant van de Hanckemaborg te Zuidhorn. Daarnaast was ze in het bezit van Sinia-sathe (Anjum nr. 50, hoeve en nog 45 pdm). Ook was ze eigenaresse van Sapema Sathe (Nijkerk nr. 14, groot 45 pdm), in Lioessens van 15 pdm (nr. 19) en van een gedeelte van Clein Popma (Nes/Wierum nr. 16, groot 15 pdm, geërfd van haar vader).

Hetsma State werd in 1698 gehuurd door Ids Uilkes, een nazaat van Tjeerd Uilkes.

Jan (III-a), is de oudste zoon van Renze (III) en Lijsbethe, (1658-

Yde (VI-c), die op Ee (nr. 19) en in Engwierum op Wierda Sathe boerde, had twee zoons die waarschijnlijk jong zijn overleden. Ze komen in de boeken niet meer voor.

Reinder (IV-d) was het zesde kind. Hij trouwde 22 augustus 1706 in Anjum met Trijntje Lieuwes Monta en vertrok naar Dockum. Daar was hij, naast eigenaar en gebruiker van Monta Sathe te Anjum, koopman, een man met ambities. Dat bleek wel uit zijn verkiezing in 1719 in het college van vroedsmannen dat de stad bestuurde. Dit college van vroedsmannen bestond uit acht man. Deze werden gekozen door de burgers die stemrecht hadden (: belasting betaalden). Bij toerbeurt werd door één van de leden een jaar het ambt van burgemeester uitgeoefend.

Gerrit (IV-f)) was de jongste van de kinderen. Hij trouwde met Aukje Gerrits Botma. Zij zetten later het bedrijf in Morra en Anjum voort en werden boer op "''t Clooster thoe Weert". Zij kochten het laatste stuk grond van de Sinia-sathe, zodat ze deze nu geheel in hun bezit hadden. Hij was de derde generatie die in het bezit was van de sathe en mocht zich dus Sinia noemen met alle rechten die er bij hoorden. Vanaf zijn huwelijk noemde hij zich ook Sinia. (schreef Sijnja). Waarschijnlijk heeft hij toen ook het wapen laten ontwerpen.

In 1723 verviel het alodiaal erfrecht en we zien dat broer Reinder (IV-d) in 1724 de naam gebruikt bij de doop van zijn jongste dochter Baukje.

Dan is er nog een raadsel. Froukje Renzes (II-b) overleed op 8 november 1652 in de ouderdom ven 49 jaar en ligt begraven in de kerk van Lioessens. Op haar graf ligt een steen met daarop een weggekapt wapen! Welk wapen heeft daar op gestaan? Het Sinia-wapen is het zeer waarschijnlijk niet geweest.

Zuidhorn, 30 september 2002

Sijtse J. Sinia.